-
1 assaillir
-
2 *harceler
-
3 harceler
-
4 poursuivre
poursuivre [poersŵievr]1 achtervolgen ⇒ vervolgen, najagen2 nastreven ⇒ najagen, bejagen, uit zijn op3 voortzetten ⇒ vervolgen, voortgaan met♦voorbeelden:1 poursuivre qn. de • iemand vervolgen met, iemand lastig vallen metpoursuivre sa voisine de ses assiduités • zijn buurvrouw het hof makenpoursuivre qn. au pénal • een strafrechtelijke procedure tegen iemand aanspannen2 voortgezet worden ⇒ voortduren, doorgaan♦voorbeelden:1 jouer à se poursuivre • krijgertje, tikkertje spelenv1) achtervolgen2) nastreven, najagen4) voortzetten -
5 poursuivre qn. de
poursuivre qn. deiemand vervolgen met, iemand lastig vallen met -
6 coller
coller [kollee]♦voorbeelden:3 coller à la pensée de qn. • iemands gedachte precies uitdrukken; 〈 ook〉 zich inspannen om iemands gedachte goed te kunnen volgencoller à un texte • 〈 van vertaling〉 te woordelijk zijn; 〈 van vertaler〉 te dicht bij het origineel blijven4 ça colle! • dat gaat goed!, dat klopt!, afgesproken!ça ne colle pas entre eux • het klikt niet tussen henII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 aanplakken ⇒ (vast)plakken, lijmen, dichtplakken4 〈 informeel〉gooien (in, tegen) ⇒ met kracht smijten (in, tegen)6 〈 vooral onderwijs〉 een strikvraag stellen ⇒ (met een vraag) in het nauw brengen ⇒ 〈 kandidaat〉 laten zakken♦voorbeelden:coller qn. en prison • iemand in de gevangenis zettencoller qc. par terre • iets op de grond smijten7 être collé • (moeten) nablijven, nazitten♦voorbeelden:se coller du rouge à lèvres • lippenstift opdoens'y coller • 〈 bij verstoppertje spelen〉met de ogen geblinddoekt wachten, terwijl de anderen zich gaan verstoppencolle-toi là • ga daar maar zittense coller devant la télévision • zich voor de televisie installeren1. v1) kleven (aan), vastplakken (aan)2) nauw sluiten [kleding]4) gesmeerd lopen, klikken5) aanplakken, dichtplakken6) lijmen8) smijten9) toedienen10) verkopen [klap]11) aansmeren, opdringen13) laten zakken14) laten nablijven [leerling]15) lastig vallen, hinderen [door zijn onophoudelijke aanwezigheid]2. se collerv2) zich toeleggen (op) [ondanks tegenzin] -
7 tourmenter
-
8 assommer
assommer [aasommee]〈 werkwoord〉1 (dood)slaan ⇒ afmaken, neerslaan2 vervelen ⇒ vermoeien, lastig vallen♦voorbeelden:être assommé par des arguments • overstelpt worden met argumentense faire assommer par la police • klappen krijgen van de politiev1) (dood)slaan, neerslaan2) overbluffen -
9 tirailler
tirailler [tieraajee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 heen en weer trekken ⇒ trekken, plukken aan♦voorbeelden:1 harrewarren (met) ⇒ krakelen, kibbelen (met) -
10 embêter
embêter [ãbettee]1 vervelen ⇒ ergeren, op de zenuwen werken, treiteren♦voorbeelden:ça m' embête drôlement • dat vind ik knap vervelendne l'embête pas • laat hem met rust♦voorbeelden:1 ne pas s'embêter • zich uitstekend vermaken, niet te klagen hebben1. vergeren, lastig vallen2. s'embêterv -
11 tarabuster
-
12 mouche
mouche [moesĵ]〈v.〉1 vlieg4 sikje♦voorbeelden:attraper des mouches • zijn tijd in ledigheid verspillenon aurait entendu une mouche voler • men kon een speld horen vallenêtre, faire la mouche du coche • lastig zijn, veel gespin, weinig wol, veel drukte makenquelle mouche te pique? • wat bezielt jou?prendre la mouche • opstuiven (om een kleinigheid)tomber comme des mouches • bij bosjes omkomen→ pattef1) vlieg2) moesje, stippeltje3) roos [schietschijf]5) sikje
См. также в других словарях:
Ding — 1. Acht Dinge bringen in die Wirthschaft Weh: Theater, Putzsucht, Ball und Thee, Cigarren, Pfeife, Bierglas und Kaffee. 2. Acht Dinge haben von Natur Feindschaft gegeneinander: der Bauer und der Wolf, Katze und Maus, Habicht und Taube, Storch und … Deutsches Sprichwörter-Lexikon